Verslagen NWB

MET DE NATIONALE WERKGROEP BOTANIE OP STREEPTOCHT IN 2018

 

Het Cotthembos te Sint-Lievens-Houtem op 7 april

 Gids Erwin Declercq mocht het nieuw plantenseizoen openen met 19 deelnemers, die zowel uit de lokale afdeling als van de Nationale Werkgroep Botanie kwamen. Het was immers een planteninventarisatie in samenwerking met de plaatselijke Natuurpuntafdeling. De weergoden hadden voor een zonnige lentedag gezorgd maar de flora was nog in winterstemming en vertoonde zich eerder schuchter, zodat eenbes en paarse schubwortel niet werden opgemerkt. In het Cotthembos konden niettemin de te verwachten voorjaarssoorten gestreept worden: muskuskruid, daslook, bosanemoon, gevlekte aronskelk, hondsdraf, speenkruid, wilde hyacint, gewone salomonszegel, sneeuwklokje, geel nagelkruid, gele dovenetel en bosbingelkruid. Op de natte gedeelten werd dit gamma nog aangevuld met slanke sleutelbloem, dotterbloem, pinksterbloem, reuzenpaardenstaart  en verspreidbladig goudveil. Op de akkers werd nog kleine leeuwenklauw gedetermineerd en tussen de steenslag van een oprit groeide vreemde ereprijs. Tijdens de middagpauze werden we verwend op de binnenkoer van Erwin’s woning met koffie, frisdrank en zelfs een lekker streekbier. Hartelijk dank voor deze hartelijke ontvangst!!

 

De Biezebroeken te Moorsel (Aalst) op 21 april

 

In en om de Zwartstraat te Moorsel (Aalst) was het voor iedereen even zoeken om een parkeerplaats voor de wagen te vinden, maar gaandeweg dikte het deelnemersveld rond onze gids en streper Paul Van den Bremt aan tot 27. Het was vandaag een plantenexcursie in samenwerking met de lokale plantenwerkgroep Allium uit de Denderstreek, zodat botanisten uit beide werkgroepen aanwezig waren. De kern van het hok was de Monnikenhofbosbeek met aanpalende weilanden en bossen. Door de subtropische warmte van de voorbije week was de lenteflora vrij snel geëvolueerd naar de vroege zomerbloeiers. Toch konden we in de ondergroei van de bosgebieden nog de te verwachten soorten determineren: muskuskruid, bosanemoon, gevlekte aronskelk, daslook, bosbingelkruid, gewone salomonszegel en wilde hyacint. Ook het talrijk voorkomen van boskortsteel viel op. Op de nattere stukken van het bos en aan de bosranden vonden we slanke sleutelbloem, kruipend zenegroen, dotterbloem, reuzenzwenkgras, reuzenpaardenstaart, pinksterbloem en egelboterbloem. De determinatie van bleeksporig bosviooltje klopte ditmaal volledig volgens het boekje. In een vochtig weiland groeiden echte koekoeksbloemen en op de nog kale akkers troffen we zowel grote als kleine leeuwenklauw aan. De Carex familie was vertegenwoordigd met moeraszegge, valse voszegge, boszegge, ruige en ijle zegge. Paul kon de streeplijst afsluiten met 214 taxa.

De Sambervallei te Lobbes op 5 mei

Op deze zonovergoten dag waren er 19 aanwezigen voor een km-hok (H41342) nabij Lobbes in de Sambervallei. We startten op het jaagpad langs de Samber. De rijke flora tussen jaagpad en rivier bevatte o.m. Dipsacus pilosus (kleine kaardebol) en Saxifraga granulata (knolsteenbreek). Op plaatsen zonder veel humus stonden zowel Valerianella locusta (gewone veldsla) als Valerianella carinata (gegroefde veldsla) in vrucht. Op nattere stroken troffen we o.a. Equisetum fluviatile (holpijp) en Cardamine amara (bittere veldkers).

Op de zonnige, beboste hellingen was Hyacinthoides non-scripta (boshyacint) massaal aanwezig maar net uitgebloeid. Volop in bloei waren Ilex aquifolium (hulst) en Crataegus laevigata (tweestijlige meidoorn). Een verrassing was de aanwezigheid van een andere struik; Buxus sempervirens (palmboompje). ’s Namiddags vertelde de kampbeheerder dat dit een natuurlijke standplaats is, helemaal aan de noordwestelijke rand van zijn areaal.

Op en onder de verlaten spoorlijn waren reeds heel wat bosplanten, die deze gekoloniseerd hadden, met o.a. varens zoals Polystichum aculeatum (stijve naaldvaren), Polypodium vulgare (eikvaren) en Asplenium scolopendrium (tongvaren).

De kampbeheerder en ex-molenbewoner gaf ons de toelating rond te snuffelen op zijn domein. Op een weide met steile kantjes vonden we niet alleen Luzula campestris (gewone veldbies) maar ook Luzula multiflora (veelbloemige veldbies) en Hieracium lactucella (spits havikskruid).

Om een zonneslag te vermijden begonnen we dan maar aan een viooltje te twijfelen: het bleek toch Viola odorata (maarts viooltje) te zijn. Nabij de grote vierkantshoeve ontdekten we verder nog forse exemplaren van Leonurus cardiaca (hartgespan).

In totaal vonden we begin mei 257 taxa in een sterk natuurlijke omgeving met niet te veel ‘rommelsoorten’.

Verslaggeving: Allemeersch Luc

 

De Molenbeek en Bollebeekvliet te Walfergem ( Asse )

 

Op 2 juni was Frans Roggeman onze gids voor een avontuurlijke excursie langs de  beide beken met aanpalende bossen en graslanden. Met 19 deelnemers trok Frans naar de parking aan het Wolfrotkasteel, waar we wegens een activiteit niet mochten parkeren en moesten uitwijken naar de woonwijk aan het kerkhof. In de zeer natte weilanden konden we duidelijk het onderscheid maken tussen scherpe zegge en moeraszegge. Ook bosbies, beemdlangbloem en tweerijïge zegge werden gedetermineerd. In het bos langs de Molenbeek was het moeilijk stappen omwille van de afgevallen takken en de hoge begroeiing. Toch konden speurneuzen heel wat planten ontdekken: gevleugeld helmkruid, kleine watereppe, groot moerasscherm, dotterbloem, slanke sleutelbloem, bosanemoon, moerasstreepzaad, muskuskruid, tongvaren, bittere veldkers, ijle zegge en hangende zegge, bosgierstgras en reuzenzwenkgras. In de Bollebeekvallei naast het Wolfrotkasteel kwam grotendeels dezelfde flora aan bod met massaal voorkomen van hangende zegge. Aan de bosrand werd maretak opgemerkt en in de wegbermen werd nog ronde ooievaarsbek, wilde haver en vreemde ereprijs op naam gebracht. Aan een stortplaats van bouwafval vonden we nog kleine leeuwenbek, stippelganzenvoet, grote zandkool, grote kaardenbol, bermooievaarsbek, smalle rolklaver, echt bitterkruid, liggende klaver en koningskaars. Wat verder ontstond een grote discussie over moeraskers en akkerkers, maar bij het vinden van beide soorten waren de verschillen duidelijk. Op het einde passeerden we het kerkhof van Walfergem met in een talud aan de ingang heel wat kleine leeuwentand en op het kerkhof zelf werden we herinnerd aan het tragisch ongeval met een vrachtwagen waarbij een groot aantal kinderen het leven lieten. De eerste streeplijst was goed voor 230 soorten en de tweede voor een onvolledig hok 151 soorten.

 

Verslag plantentocht Zundert (Nederland) Lange Gooren en Krochten 16 juni 2018 

Om de leuke contacten tussen de Nederlandse plantenstudiegroep en de NWB te onderhouden, is er afgesproken om afwisselend aan de ene en de andere kant van de grens jaarlijks samen op excursie te gaan. Op 16 juni waren we uitgenodigd in de Gooren en Krochten in Zundert.

Even op de kaart gekeken: een hok met tal van boomkwekerijen. De verwachtingen waren niet al te hooggespannen…tot op de dag zelf!

Als inleiding gaf Petra een historisch en geologisch overzicht over de streek, waaruit bleek dat de natuurgebieden die we vandaag zouden bezoeken slechts een fragmentje zijn van een onmetelijk uitgestrekt heide- en veengebied.

We startten op een dekzandrug met loof- en naaldhout en een ondergroei van bochtige smele, om dan een zandig akkertje te bereiken. Daar gingen we door de knieën voor dwergviltkruid, grondster en slofhak. Wat verder bereikten we een pareltje van een hoogveengebied met gagel, veenpluis, kleine en ronde zonnedauw, witte en bruine snavelbies, kleine veenbes, lavendelheide, knol- en trekrus en waternavel. Op een droger deel daarvan haalden zij die het gehoord hadden (Mark moest terug naar de auto stappen) de pick-nick boven. We werden muzikaal bijgestaan door boompieper, grote lijster, bosrietzanger en fitis.

We liepen van grenspaal naar grenspaal met naast ons een beek met onder andere melkeppe, waterzuring, Salix x charrieri (mogelijke hybride tussen Rossige en Geoorde wilg) en grote egelskop. Zo bereikten we een grote weide waarvan vier jaar geleden de bovenste 50 cm afgegraven was. In die tijd was dit natuurontwikkelingsproject uitgegroeid tot een pareltje, waar elke botanist duimen en vingers van aflikt. Alleen de mensen zonder laarzen hadden het er wat moeilijker mee en moesten de natste zones vermijden. Plaatselijk vormden het teer guichelheil er bloementapijtjes en staken echte koekoeksbloem en moeraskartelblad boven de egelboterbloemen uit. Ook rietorchis was er present. Minder opvallend waren waterpostelein, vlottende bies, veelbloemige waterbies, pilvaren, moerashertshooi, schildereprijs, stijve moerasweegbree, geoorde wilg en de veelbloemige veldbies ssp. congesta. Terecht dat er veel aandacht uitging naar het diverse aanbod aan zegges; met zwarte-, blonde-, blauwe-, zeegroene-, geelgroene en de draadzegge die zich al mooi uitgebreid had. De gevonden Agrostissen waren afwijkend van de ons bekende soorten; het bleek moerasstruisgras te zijn. Jammer dat er ook een exotenverhaal bij hoorde met een poeltje dat vol stond met de Australische watercrassula, in ons land gebracht door vijvercentra en die nu de mooiste natuurgebieden bedreigt. Ook vonden we honderden zaailingen van de zwarte balsempopulier (P. trichocarpa) en werd er Populus balsamifera en Salix babylonica var. ‘Pekinensis’ Tortuosa gedetermineerd.

 

Op de terugtocht kon Petra ons reeds het uitzonderlijk schitterende resultaat van dit stukje van het kwartierhok meedelen: 230 soorten, waarvan 34 zeldzame en 9 superzeldzame.

 

Hartelijk dank aan Petra, Fiona, Hans en Wim om ons te laten kennismaken met dit unieke natuurgebied aan de andere kant van de grens.

 

Verslag René Maes

 

 

Verslag excursie Nationale Werkgroep Botanie op 28/07/2018 te Nerm

 

Pas terug van onze botanische week in Davos waar we temperaturen van 2°C en regen doorstonden, waren er nu toch negen deelnemers die de 30°C wilden trotseren. Onze flexibiliteit werd nog meer op de proef gesteld want vele taxa waren door de heersende hittegolf verdord of werden vroegtijdig gemaaid. Toch werden in het km-hok e5-46-43, nog een totaal van 200 soorten gedetermineerd  waaronder de klavervreter. We vingen aan in de holle wegen van de plaats met het toponiem ‘Aalst’ waar een verdroogd tapijt vogelwikke verkeerdelijk aanzien werd als een warkruid. De eerste symptomen van een zonneslag lieten zich gelden!. We daalden af naar de ‘Rosdel’, een natuurgebied van Natuurpunt, met een dotterbloemgrasland waar moesdistel, gewone smeerwortel moerasspirea en koninginnenkruid en onze klavervreter genoteerd werden, een alluviaal essen-olmenbos waar ook een ree haar eten sprokkelde en een glanshavergrasland met knoopkruid en zilverschoon waar de kalk dagzoomde. De namiddag werd op grotere hoogte doorgebracht, op de plaats ‘Kop’ genaamd, om een bosje van Natuurpunt te bekjken, en om nadien het mooiste stukje van de dag, namelijk het gebied ‘Schoor’ te ontdekken. Benevens enkele koeien voor extensieve begrazing en wat muggen waagden drie floristen zich in het ‘gesloten’ reservaat terwijl de overigen schuilden onder de wilgen, tegen de hitte. Het betrof hier een soortenrijk grasland met rietland en wat struweelopslag. Lisdodde, gele lis, grote egelskop, grote kattestaart, watermunt en riet wezen op de enige plek, die dag, waar we moesten uitkijken om onze schoenen niet nat te maken. De terugweg naar de auto’s is mits de smartphone en wat onrust vlot verlopen en zo konden we op weg naar een welverdiende verfrissing in Hoegaarden. Nerm, een gebied waar het mooi wandelen is, waar er in de wijde omgeving geen bewoning te zien is en waar tijdens onze verkenning, de paraplu van Andre tot parasol omgedoopt werd heeft ons zeker kunnen bekoren.

 

Daniel

 

 

Verslag excursie Doornzele Dries + Koppelgebied op 11 augustus

 

Afspraakpunt : de kerk van Doornzele, mooi tussen de twee te inventariseren hokken in, gemakkelijk te vinden, goed bereikbaar en volop parkeerplaats… Ideaal dus, dachten we.

Een grote rommelmarkt gooide roet in het eten en er moest worden geïmproviseerd, elders geparkeerd en een stuk verder gestapt vóor we konden starten met strepen. Maar geen hindernis is te groot voor doorwinterde floristen en een gids die de streek kent als zijn broekzak ! Met een beetje vertraging konden we beginnen.

In de voormiddag stond het koppelingsgebied op het programma, een groene buffer tussen de industriezone en de woonwijken van Doornzele. Het gebied is nog vrij jong, de natuur volop in ontwikkeling. De aanhoudende droogte van de laatste maanden had zijn stempel gedrukt op de vegetatie. De planten in en aan de waterpartijen stonden er gelukkig nog fris bij. Algauw kwamen er heel wat streepjes op de lijst. Aan de waterkant vonden we Zwart, Veerdelig én Knikkend tandzaad, Grote waterweegbree, Bosbies en Blauw glidkruid. We waren blij verrast met Borstelbies, ook verrast maar minder blij met Watercrassula. Uit het water werden zowaar 3 soorten Elodea gevist : Brede, Smalle en Sterrenkrooswaterpest. Ook Schedefonteinkruid en Veelwortelig kroos kwamen boven water. Er werd gefilosofeerd over geuren bij de vondst van de Welriekende ganzenvoet en we kwamen tot de conclusie dat deze chenopodium ‘wel riekend’ maar niet ‘welriekend’ is (dixit Annie).

Na een picknick aan de voet van een windmolenpiloon, keerden we terug naar de stenen windgraanmolen van Doornzele voor de inventarisatie van de eeuwenoude Dries. Aangezien een deel van dit dorpsplein bezet was met brocante, trokken we de omliggende straatjes in op zoek naar planten. Hier had de flora heel wat meer geleden onder de droogte. Het was een uitdaging om al die uitgedroogde planten op naam te brengen. Maar het leverde enkele mooie vondsten op : Bleekgele droogbloem, Klein liefdegras, Straatliefdegras en Straatwolfsmelk, IJzerhard en Postelein. Aan de akkerranden vonden we Geelrode en Chinese naaldaar. De opmerkelijkste vondst was wel Argentijns vingergras, een Zuid-Amerikaanse nieuwkomer. Hoewel de plant lijkt op Glad vingergras, zijn er een aantal keypoints waarin deze 2 soorten duidelijk verschillen. Pierre wist ons haarfijn te vertellen waar we moeten op letten en dus kunnen we in het vervolg uitkijken naar méér Digitaria aequiglumis in onze contreien.

Op een braakliggend stuk grond vonden we dan weer een bijzondere vorm van Zwarte nachtschade, met gele bessen :  Solanum nigrum ssp. nigrum var. nigrum f. chlorocarpum (wauw, wat een naam).

Aandachtig speuren op de Dries zelf, leverde extra streepjes op : Kleine en Vertakte leeuwentand, Muizenoor, Hazenpootje, Vogelpootje, Akkerhoornbloem… In een greppel trok een mooie populatie Egelboterbloem de aandacht ; ook Grote Lisdodde en Hazenzegge waren present. De excursie eindigde aan de oude molen, met een discussie over het zadenaantal van Grote kattenstaart (en onwaarschijnlijk maar waar :  het kunnen er tot 3 miljoen zijn per plant).

Aantal taxa voormiddag : 149 ; namiddag : 169.

Aan iedereen die erbij was, bedankt voor de flexibiliteit, het meezoeken en de gezellige sfeer !

 

Christine

 

Ourthe en Amblèvevallei te Comblain-au-Pont

 Ikzelf was vandaag gids en streper voor een plantenexcursie in de omgeving van het oud station van Comblain-au-Pont met 8 deelnemers. We bevonden ons al in het hok, zodat het oud perron, alsook de spoorwegomgeving als eerste aan de beurt kwamen. Voor een opvallende schermbloemige werden de boeken bovengehaald en na enige discussie werd hertswortel gestreept. Wouw, wilde reseda, kleine leeuwenbek, borstelkrans, slangenkruid, viltganzerik en melige toorts vonden blijkbaar hun thuis langs de ijzeren weg. Ook heggenrank, hondstarwegras en prachtklokje kregen een streepje. De oevers van Ourthe en Amblève werden grondig uitgekamd, wat dan ook heel wat soorten opleverde. In het water werd grof hoornblad, vlottende waterranonkel en gele waterkers gedetermineerd en langs de waterkant werd kleine kaardenbol opgemerkt. Verder groeiden er talrijke exemplaren van Carex agasstachys, een tuinvariant van hangende zegge die er zeer goed op gelijkt en die André ons leerde kennen. Nico ontdekte langs de oever en op enkele eilandjes het talrijk voorkomen van rijstgras. Langs de wegkanten en tussen de kasseien vonden we nog stijf hardgras, kaal breukkruid, klein liefdegras en straatliefdegras. Op de kalkrotsen langs de spoorweg was bijna alles verdord, maar toch konden we nog een aantal planten aan de lijst toevoegen: wimperparelgras, schubvaren, rode spoorbloem, witte engbloem, gevinde kortsteel. André determineerde thuis nog Festuca pallens en paniculata en Nico bracht nog een Oenothera aanvulling met Oenothera cambrica var cambrica, wat door Filip Verloove bevestigd werd. Les Tartines, een kalksteenrotsengroep in het bos, zorgden voor een laatste steile klim met op enkele rotspunten duifkruid, blauwgras, wilde peer en weichselboom. Na een klim volgt gewoonlijk een afdaling en ditmaal was het een zeer steile door een ravijnbos, waar nog veel tongvaren en stijve naaldvaren voorkwamen. Ook vingerzegge, wilde judaspenning, ruig klokje en ruig hertshooi werden nog genoteerd. Het was intussen bijna halfzes als de streeplijst met 325 taxa afgesloten werd. Het gedeelte langs de Roches Noires hebben we dan maar laten vallen.

 

Andre

 

8 SEPTEMBER 2018:De Zandpanne/Zwarte Kiezel in De Haan

 

De bijna voltallige harde kern van de NPLWG,21 man/vrouw sterk, zakte op 7 september af naar Vlissegem.Het was de bedoeling het “zwarte hok” rond de Put van Vlissegem te inventariseren maar na voorafgaande prospectie bleek  het helemaal geen zwart hok te zijn en ….viel er ook veel te weinig te strepen om de soms verre verplaatsing van de deelnemers te honoreren.Dan maar 5 minuten verder gereden naar de zandpanne rond de Zwarte Kiezel in De Haan.Natuurpunt De Haan had ons ,na ettelijke telefoontjes,de sleutel tot het afgesloten gebied bezorgd  en ter plekke gaf Johan Van Hee, politiecommissaris en gedreven beheerder van het gebied, ons een kleine toelichting.Door de grote droog te van de voorbije zomer was de oogst niet zo groot maar we vonden  toch waterbies,  waternavel, duinreigersbek,duinfakkelgras,rode waterereprijs,walstrobremraap,carex trinervis en (species?) waterranonkel.Deze relatief kleine biotoop hield ons toch gans de voormiddag zoet tot een knagend hongergevoel ons om 13 h naar de picnicplaats dreef.Na de middag ging het richting duinen,alras een eerste discussie :biestarwegras versus strandkweek,of…geen van beiden?In de duinen vonden wij zeewinde,zeekool,zeewolfsmelk,zeeraket,strandbiet,loogkruid en het overal aanwezige  bezemkruiskruid.Wij vervolgden onze weg door een recent opengestelde zandpanne waar 2 nieuwe poelen zijn gegraven die veel potentieel bieden.Nu al o.a.goudknopje,rode ganzevoet,blaartrekkende boterbloem,waterpunge en….vlas(?),wellicht meegebracht door de 2 paardjes die ter plekke aan natuurbeheer doen.Wij sloten deze toch nog welgevulde dag af om 17h10  ; slechts 1  x verkeerd gelopen  in de  wirwar van oude en nieuwe paden.

Hedy Lecomte

 

Zaterdag 22-09-2018: km-hok G5-41-11 te Farciennes met terril Ste-Cathérine.

 

Deze terril is de storthoop van de mijnexploitatie Roton, de steenkoolmijn die als laatste Waalse in 1984 gesloten werd.

We begonnen met een hoopje met C4-grassen;  Sorghum bicolor (Kafferkoren), Panicum miliaceum (Pluimgierst) en Setaria verticillata var. verticillata (Kransnaaldaar variëteit) hadden een lekker warme zomer achter de rug en waren fors uitgegroeid. De berm van de express-weg was naar het zuiden georiënteerd en met het vele steenpuin had die een ‘terril-uiterlijk’. In juni moet het een bloemenzee geweest zijn maar nu was alles verschroeid na 3 maanden Toscaanse zomer. Er was massaal veel  Pastinaca sativa ssp. urens (Brandpastinaak), Picris hieracioides (Echt bitterkruid), Daucus carota (Peen) en Echium vulgare (Slangenkruid). Er waren wel al frisse grondblaadjes van Sanguisorba minor (Kleine pimpernel) en Pimpinella saxifraga (Kleine bevernel).

Op de nieuw aangevoerde grond met veel wilgen en Buddleja davidii (Vlinderstruik)  was de attractie de massale aanwezigheid van Dittrichia graveolens (Kamferalant). Voor de meesten was het een onbekende plant. Bij de wilgen hadden we Salix caprea (Boswilg), Salix cinerea (Grauwe wilg), Salix viminalis (Katwilg) en kruisingen tussen deze soorten evt. met Salix alba (Schietwilg).

Na de middag troffen we in de bewoning Ruta graveolens (Wijnruit), Kickia elatine (Spiesleeuwenbek) en Euphorbia prostrata (Geribde wolfsmelk). Deze laatste is volgens ervaringsdeskundigen een automat-adventief uit het Middellands Zeegebied. En inderdaad, onder de gezichten van de lokale verkiezingen stonden nogal wat Italiaanse en Turkse namen.

Op het stabiel, bebost gedeelte terril groeide opvallend veel Quercus petraea (wintereik); in de ondergroei vonden we o.a. Hieracium sabaudum (Boshavikskruid) en Potentilla norvegica (Noorse ganzerik). Op jonge gedeelten groeide massaal Buddleja davidii (Vlinderstruik). Op de vlakke gedeelten troffen we naast Carlina vulgaris (Driedistel) dezelfde soorten als ’s morgens zoals Brandpastinaak. Een natte plek werd gesierd door Dipsacus pilosus (Kleine kaardebol).

Na deze extreem warme en droge zomer pronkten prachtige bananen in een tuin maar veel éénjarigen zoals Stellaria media (Gewone muur) ontbraken op onze lijst: ze waren al lang afgestorven en/of onherkenbaar verschrompeld. Tot groot ongenoegen van de plaatselijke veehouder waren de graslanden strogeel en uitgedroogd. In de bossen op oude leemgrond met veel Luzula sylvatica (Grote veldbies) vermelden we nog Euphorbia amygdaloides (Amandelwolfsmelk).

In totaal noteerden we na de lange, hete en droge zomer 226 taxa.

Verslaggever: Allemeersch Luc.

 

Prinsengoed, centrum , kerkhof en Maalbeekvallei te Grimbergen

 

Op 6 oktober konden we het plantenseizoen afsluiten met een zonovergoten dag en bijna 25 graden. Ik kon met 15 botanisten het Prinsengoed  ( een parkachtig bosgebied met de ruïne van het kasteel en bijhorende omwalling ) intrekken, waar we in de eerste gracht bosbies en geoord helmkruid vonden. Langs de bosrand groeide veel boskortsteel. Ook bosereprijs en groot heksenkruid werden aangestreept en aan de rand met de woonzone troffen we grote zandkool aan. We trokken door het veld naar het hoogste punt van Grimbergen, waar we konden genieten van een panorama van het Atomium in Brussel  tot de Sint-Romboutstoren in Mechelen. Aan een pompstation van Fluxis stond langs de rand van een maisakker kruidvlier en heggenrank, hoenderbeet en heggenduizendknoop vervolledigden de streeplijst. Langs enkele villawijken speurden we de wegkanten af met muursla, blauw walstro, klein liefdegras en straatliefdegras en op gestorte grond groeide zelfs kafferkoren. Na de middag werd het centrum uitgekamd met opnieuw muursla, maar ook gele helmbloem, alsemambrosia en rankende duivenkervel. Op het kerkhof determineerden we nog zandhoornbloem, bleekgele droogbloem, knolboterbloem, liggend hertshooi en draadgierst en tussen de grindpaden groeide heel wat gevlekte wolfsmelk. Met de Maalbeekvallei sloten we de excursie af en de Tommenmolen was op deze late zomerdag de uitgelezen plek om tussen pot en pint de agenda 2019 op te stellen. De voormiddagtocht leverde 185 taxa en de namiddagexcursie 182.

 

Andre

 

 

 

 

 

MET DE NATIONALE WERKGROEP BOTANIE OP STREEPTOCHT IN 2013

 Voorjaarsflora van Broevink en Trod te Opwijk

Op zaterdag 6 april mocht ikzelf het seizoen op gang trekken met de inventarisatie van twee vochtige bosgebieden, die het brongebied vormen van de Brabantse en de Nijverseelse beek. Met 10 deelnemers in de voormiddag trokken we naar de Broevink op de grens van Merchtem en Opwijk. Het was nog vrij koud, zodat winterkledij met een warme muts aangewezen was en al vrij vlug bleek duidelijk dat de voorjaarsflora ver achteruit was. In het spoorwegtalud vond Nico toch al een rozet van echt bitterkruid en in een gracht groeide groot moerasscherm. Bij het uitkammen van het bos konden we toch een klein gamma voorjaarsplanten strepen: muskuskruid, daslook, bosanemoon, gevlekte aronskelk, dotterbloem, pinksterbloem, sneeuwklokje, hondsdraf, geel nagelkruid, bosbingelkruid, slanke sleutelbloem en speenkruid. Ook Moesdistel en reuzenpaardenstaart werden opgemerkt. Voor de excursie in de namiddag in het Trod vervoegden ook Danny en Christine de groep. Daar in het gebied geen wegen zijn, was het af en toe een beetje zoeken om een doorgang te vinden in die wirwar van struiken, bramen en grachten. Iedereen geraakte er droog door, doch de flora viel een beetje tegen door het lange winterweer. Grotendeels kwam dezelfde flora op de streeplijst, met toch enkele nieuwkomers zoals kruipend zenegroen, reuzenzwenkgras, waterviolier, gele lis, gele dovenetel, watermuur, gulden boterbloem, gele waterkers, grote muur en geoord helmkruid. De grote afwezigen waren gewone salomonszegel, eenbes, moerasstreepzaad en grote keverorchis. In de Broevink konden we 100 soorten noteren en in het Trod waren dat er 116.

Lentebloeiers in het Bois-de-Bara ( Bois-de-Lessines )

Luc Allemeersch was op 20 april onze gids voor een inventarisatie in het Henegouwse Bois-de-Bara, dat over twee hokken verdeeld was. Een mooi lentezonnetje met een koele noordoosten wind vergezelde ons de ganse dag en de koude droge wind van de voorbije weken had de aardewegen al fel uitgedroogd, zodat Luc de 22 botanisten vrij proper aan de bosrand kreeg. Ook het bos was met wandelschoenen te doorkruisen en enkel in de dalen kregen we te maken met enkele natte plekken. De lange winter zorgde er voor dat praktisch nog geen bomen in blad stonden, maar de traditionele bosflora ( al dan niet in bloei ) kwam toch tevoorschijn. Geel was zeker de overheersende kleur met speenkruid, dotterbloem en slanke sleutelbloem in vol ornaat. Ook het paarbladig goudveil deed langs de greppels en karrensporen zijn best om dit geel nog wat te verfraaien. Het wit van de bosanemonen zorgde dan voor enig contrast in de ondergroei van het bos. De overige bosplanten werden meestal vegetatief herkend: gevlekte aronskelk, muskuskruid, kruipend zenegroen, daslook, bittere veldkers, pinksterbloem, groot heksenkruid, lelietje-van-dalen, dalkruid, wilde hyacint, hondsdraf, geel nagelkruid, boswederik, bosgierstgras, eenbes, bosereprijs, gewone salomonszegel en kleine maagdenpalm. Ruige veldbies stond overal verspreid in het bos en op een open stuk troffen we zelfs ruig hertshooi aan. Het Carex geslacht deed het niet slecht met pilzegge, ijle zegge, oeverzegge, boszegge, hangende zegge en vooral slanke zegge. Na de middag werden de wagens verplaatst naar de andere kant van het bos en werd het aanpalend hok uitgekamd. Grotendeels hadden we te maken met dezelfde flora, maar toch konden we enkele nieuwkomers noteren: verspreidbladig goudveil, hondspeterselie, reuzenpaardenstaart, sneeuwklokje, gevleugeld hertshooi en echte koekoeksbloem. Vreemde ereprijs groeide tussen de steenslag op de stoep. De twijfel tussen bosmuur en watermuur werd weggenomen na het openprutsen van een bloem, waarbij we duidelijk de drie stijlen van de stamper konden zien, hetgeen op Stellaria nemorum wees. Uiteindelijk hadden we 143 streepjes voor de eerste lijst en 154 voor de tweede.

De Steenbeemden in Emblem.

Gids: Kristine Wuyts, streper: Karel De Waele. In totaal 22 deelnemers kwamen opdagen, gezien het goede weer ?n wetende dat de Steenbeemden qua flora niet te versmaden zijn. En inderdaad: die dag kwamen 262 soorten op de lijst, mede omdat we zowel de natte Steenbeemden (die er op dit moment eigenlijk relatief droog bij lagen) als de aanpalende heide- en bosgebieden verkenden. Uiteraard kwam het Zomerklokje zoals verwacht op de lijst, maar ook tal van andere soorten zoals Melkeppe, Dotterbloem, Blauw glidkruid, Poelruit, Blaas- en Snavelzegge, Zompzegge, Zwarte zegge, Wateraardbei, … in de natte delen, en Hengel, Klein tasjeskruid, Echte guldenroede en Struikhei in de droge heide. Maar ook tal van adventieven drongen zich op: een cultivar van Grote maagdenpalm, nl. de Vinca major var. oxyloba met zeer smalle kroonslippen, en Kaaps springzaad, om maar te zwijgen van de Reuzenbalsemien die op de oevers van de Kleine Nete echt een probleem geworden is.

Het Torfbroek te Berg ( Kampenhout )

Op 18 mei was Daniel onze gids in dit alom bekend natuurreservaat met zijn zeldzaam kalkmoeras. Ondanks het feit dat de excursie van het FON in Brugge samenviel met onze activiteit, daagden toch nog 16 floristen op. Daniel verkende in de voormiddag een hok aan de rand van het kerngebied, waar we al heel wat bijzondere vondsten konden noteren: vlozegge, schubzegge, teer guichelheil, bevertjes, gevlekte orchis, ruige leeuwentand, gulden boterbloem en een ratelaar (waarschijnlijk de kleine). Verder nog zeegroene, bleke en blauwe zegge. Bij een Juncus werd eerst gedacht aan pitrus, maar Christine wees ons op de overlangse holten in het merg, zodat de florasleutel ons naar paddenrus bracht. En bij nader toekijken bleek de plant er massaal voor te komen. Na de middag werd dan het kerngedeelte bekeken met nog een groot aantal uitschieters, zoals zwarte knopbies, armbloemige waterbies, blonde en ronde zegge, weegbreefonteinkruid, grote muggenorchis, parnassia, galigaan, moeraswespenorchis, waterdrieblad, kruipend stalkruid, kleine valeriaan ( vrij veel ) en blauwe knoop. Blaasjeskruid kon niet verder gedetermineerd worden en op een plek waar rabattencultuur toegepast wordt, konden veenmossen gedijen met hier en daar een plantje ronde zonnedauw. Deze zeer leerrijke plantenstudiedag kon afgesloten worden met een lijst van 166 taxa in de voormiddag en een van 211 soorten in de namiddag.

De Damvallei te Destelbergen

Wouter Van Landuyt was op 15 juni onze gids voor een plantenstudietocht in de Damvallei. De 21 deelnemers werden naar een parking aan het oude zwembad geloodst, van waar we gemakkelijk de natte hooilanden van de Damvallei konden bereiken. Na de middag werden de wagens verplaatst naar de overzijde van de E17, waar we via een toegangsweg langs de R4 de rest van het hok konden verkennen. Naast enkele drogere stukken in de wegkanten met klein vogelpootje en veelkleurig vergeet-mij-nietje, waren het vooral de natte hooilanden en enkele plassen, die de interessantste flora herbergden. Zo vonden we er gevleugeld hertshooi, rietorchis, brede orchis, massaal grote ratelaar, elzenzegge, blaaszegge, blauwe zegge en geelgroene zegge. Ook moerasstruisgras, moerasbeemdgras, watertorkruid, weidekervel, krabbenscheer en het zeldzame moeraskruiskruid kwamen op de streeplijst. Voor enkele bijzondere soorten was een klein ommetje buiten het hok geen enkel probleem en zeker niet als je daar grote boterbloem, kleine valeriaan, voorjaarszegge, blauwe knoop, gewone vleugeltjesbloem, moeraskartelblad en kleine watereppe kon aantreffen. Het was een zeer leerrijke tocht met 218 taxa.

De vallei van L’Eau d’Heure te Jamioulx

Op 29 juni was Chris De Caluw? onze gids voor deze studietocht in Henegouwen. Het was wel een huzarenstukje van Chris en Jan om de 12 deelnemers naar de juiste plaats te loodsen. Op de kaart zag er dat eenvoudig uit, maar de werkelijkheid was wel wat anders!! Een eerste poging in de vallei leidde ons naar een parkeermogelijkheid aan een boerderij, maar dit terrein bleek priv?. Dan maar verder op een bosweg met de nodige putten en plassen, een echt 4×4 parcours waardig, die uitkwam op een spoorwegovergang, waar de parkeermogelijkheid eveneens priv? bleek. Terug door dat 4×4 terrein en een volgende afdaling in de vallei, leverde een parkeerplaats op, maar dit bleek ook niet de juiste parking te zijn. Niemand had nog zin om zijn auto te verplaatsen, zodat met zowat een uur vertraging vandaar de streeptocht aangevat werd. Onderweg werd pas de juiste parking gevonden en de auto?s werden uiteindelijk ?s middags verplaatst naar deze locatie. Op de beboste valleihellingen vonden we de typische bosplanten zoals muskuskruid, bosanemoon enz?., maar ook dicht havikskruid, amandelwolfsmelk, boshavikskruid en schermhavikskruid, fraai hertshooi, spekwortel, witte rapunzel, bosmuur, geelgroene zegge, schaduwkruiskruid, boswederik, bosereprijs en bosgierstgras. Aan de spoorweg groeide zwenkdravik, rapunzelklokje, kleine leeuwenbek, echt bitterkruid en wouw. In de wegkanten viel veldkruidkers op en zorgde wilde marjolein voor wat kleur. In de riviervallei was de reuzenbalsemien al ingeburgerd, maar toch doken hier en daar ook planten van kleine kaardenbol op. Op de lijst kwamen 274 taxa, waaronder veel algemene soorten, maar toch ook enkele uitschieters, die in Vlaanderen niet of zeer weinig voortkomen.

Oude spoorwegberm Ronse – Blaton en omgeving station Ronse

Karel De Waele was op 20 juli gids en streper in de Vlaamse Ardennen en met 16 botanisten kon hij eerst de wegkanten van enkele woonwijken, alsook enkele braakliggende terreinen verkennen. Na de middag kwam de spoorweg aan de beurt met als afsluiter een glijpartij aan de brug om terug op de verkeersweg te komen. Een toegegroeide veldweg noodzaakte ons tot enkele acrobatie om over en onder de prikkeldraad te geraken, maar iedereen kwam zonder kleerscheuren terug aan het station, waar het uitnodigende terras van een caf? meer dan welkom was. Naast een heel gamma algemene soorten van wegkanten, troffen we in de grasberm toch ook blauw walstro en liggende klaver aan. Verder groeide klein liefdegras in de goot, vonden we een zaailing van vederesdoorn en kwamen zowel gewoon langbaardgras als eekhoorngras in de bermen voor. Op de braakliggende stukken verwilderde dan weer onze alombekende vlinderstruik, maar ook wouw, zandteunisbloem en zomerfijnstraal vonden er hun plekje. De oude spoorweg naar Blaton was hier en daar al aan het dichtgroeien, maar in de bermen konden we toch nog enkele spoorwegliefhebbers noteren, zoals: rapunzelklokje, schermhavikskruid met en zonder afstaande kelkbladen, stijf havikskruid, bosrank, kleverig kruiskruid en gewoon vingerhoedskruid. Gewoon struisriet had al een groot deel van de oude spoorweg gekoloniseerd en in dit semi-stadshok was het dan ook niet verwonderlijk dat er veel tuinvlieders bij waren: vaste lupine, puntwederik, mahonia, bos-vergeet-mij-nietje, viltige hoornbloem, oranje havikskruid, nigelle etc?K arel mocht de streeplijst afsluiten met 252 streepjes.

Sashul en vuurtorenweiden te Heist- aan- Zee

Op 3 augustus was traditiegetrouw Hedy Lecomte onze gids voor een plantenexcursie aan de kust in de omgeving van de vuurtoren van Heist-aan-Zee en deze keer was ze verrast met de komst van zoveel volk. De 26 deelnemers werden verdeeld over een zestal auto?s, die op de parking achter de vuurtorenweiden een parkeerplaats vonden. In de voormiddag werd Sashul en het aanpalende duingebied rond de vuurtoren verkend. Het groot aantal botanisten zorgde voor een overdonderende start met een waterval aan plantennamen, maar vooral voor de mensen van de plaatselijke Natuurpuntafdeling was het een opluchting dat de groep vrij spoedig uiteenviel in 3 stukken, zodat gemakkelijker wat informatie kon bekomen worden rond bepaalde planten. Grote ratelaar bloeide nog vrij uitbundig op verschillende plaatsen en sierlijke vetmuur, alsook kandelaartje hielden zich wat meer bescheiden. Aardbeiklaver groeide er ook vrij algemeen en kruipend stalkruid, echt en fraai duizendguldenkruid zorgden voor het roze contrast in de duinen. Dunstaart, zanddoddengras, handjesgras, strandkweek en kamgras vertegenwoordigden de Poaceae, terwijl rietorchis en moeraswespenorchis dit voor de orchidee?nfamilie deden. Grijze en zwarte mosterd werden gedetermineerd en bij een uitgedroogde plas werd een waterranonkel gevonden, die eerst voor middelste waterranonkel aanvaard werd op basis van zijn cirkelvormige honingklier, maar bij nader toezien hadden Nico en Pierre het bij het rechte eind met een sikkelvormige honingklier, die ons uiteindelijk deed uitkomen bij zilte waterranonkel. Ook waterpunge en graslathyrus kwamen op de lijst, alsook duinreigersbek, kaal breukkruid, scherpe fijnstraal, viltig kruiskruid en vele andere. Aan de vuurtoren werd langs het paadje esdoornganzenvoet, moeraszuring en zeegroene en rode ganzenvoet gevonden en in de namiddag werd langs het kanaal nog grote engelwortel gedetermineerd en op een braakliggend stuk groeide zomerbitterling en langs de spoorweg troffen we zelfs klein robertskruid en zwenkdravik aan. Met zachte wikke kon de streeplijst afgesloten worden met 281 streepjes.

De Grote Geul te Kieldrecht

Op 31 augustus was Mia onze gids voor een inventarisatie van de Grote Geul te Kieldrecht. Ze kreeg logistieke steun van Bram Vereecken, de conservator van het gebied, die ons een en ander verduidelijkte over het ontstaan van de Grote Geul. Het gebied was maar langs een zijde bereikbaar, zodat besloten werd om eerst deze zone in de voormiddag te verkennen en na de middag de wagens te verplaatsen naar de andere kant van de Geul, waar zich ook een veenlens bevond. Langs de achterzijde van enkele tuinen, waar oranje havikskruid massaal verwilderde, kwamen we langs een bosje met beek, waarin waterhyacint en watersla groeiden. Blijkbaar twee ontsnapte tuinvijverplanten!! Aan de straatkant vonden we klein liefdegras, alsook zijn grotere broer straatliefdegras. Aan een maisveld bloeide de geelrode naaldaar en langs een paardenweide met aan de rand heel wat waternavel, vonden we ook een kleine Apium, die aanvankelijk aanzien werd voor een klein plantje groot moerasscherm, maar bij vergelijking met de in de namiddag gevonden soorten, ook als kruipend moerasscherm op de lijst kwam. Langs de oevers van de Grote Geul konden verder nog heel wat planten gedetermineerd worden, met als voornaamste: groot moerasscherm, kleine watereppe, valse voszegge, hoge cyperzegge, oeverzegge, zeegroene ganzenvoet, platte rus, gele waterkers, heen en blauw glidkruid. Na de middag bekeken we eerst een poldergracht met slanke waterweegbree en veerdelig tandzaad. Dan trokken we de weide in met heel wat tredgaten van het vee, zodat het oppassen was om geen voeten te verstuiken. Daar vonden we een heel tapijt van kruipend moerasscherm, dat door Wouter Van Landuyt bevestigd werd. Tussen het riet stond heel wat hennegras en enkele ex. Van kamvaren. In dit geaccidenteerd terrein met vondsten als melkkruid, zilte greppelrus, stomp kweldergras, zilte schijnspurrie, aardbeiklaver en moeraszoutgras, was de zilte invloed nog duidelijk aanwezig. Moeraszuring, gevlekte rupsklaver, gevleugeld hertshooi, getand vlotgras, beemdlangbloem en slanke waterbies vervolledigden de lijst. In de voormiddag noteerden we 177 taxa en in de namiddag 145. Vooral de nieuwe vindplaats van Kruipend moerasscherm was een grote verrassing.

De Maasvallei te Waulsort

Op 14 september was ikzelf gids voor een studietocht in de Maasvallei. De weerman had buitengewoon slecht weer voorspeld en onderweg in de auto moesten we dat beamen. Maar eens ter plaatse ebten de grootste regenvlagen weg en viel het best mee en in de namiddag klaarde het zelfs even op. Niet verwonderlijk dat er slechts 5 deelnemers ( Karel, Leo, Luc, Chris en Jan ) opdaagden. Karel vond in een bloembak aan de kerk al een eerste bijzonderheid, nl. spiesleeuwenbek. Langs de overgroeide spoorwegberm Dinant- Givet trokken we naar de linker Maasoever, waar vijfdelig kaasjeskruid en ook muskuskaasjeskruid werden gedetermineerd. Verder nog plat beemdgras, veldkruidkers,heksenmelk, akkerereprijs en blauw glidkruid. Na de middag bracht het voetveer ons op de rechteroever en konden we het mooiste stuk uitkammen. Via een ravijn met zeer glibberige kalkstenen klommen we de helling op en onderweg konden we genieten van fraaie tongvarens en stijve naaldvarens. Ook rozetsteenkers groeide op rotsachtige stukken en boven op enkele kleine kalkgraslanden tussen de steile rotsen konden we nog heel wat kalkminners op naam brengen: palmboompje, wilde weit, blauwe sla, blauwgras, witte engbloem, echte gamander, moeslook, hertswortel, paardenhoefklaver, welriekende salomonszegel en prachtklokje. In het aanpalende bos stonden nog stinkend nieskruid, vingerzegge en rode kamperfoelie en de gele kornoelje konden we ditmaal gemakkelijk herkennen aan zijn rode vruchten. Het terras van het caf? aan het veer was nog goed voor een drankje, alvorens de overzet te nemen en met onze 312 streepjes op een droge lijst terug te keren naar de wagens.

De Putten te Kieldrecht

Op 28 september waren we te gast bij Ren? Maes in zijn biotoop op Linkeroever. Ren? loodste de groep naar het gebied via het natuurgebied ?Drijdijk?, waar 2 korte haltes goed waren om de 21 deelnemers enkele ha watercrassula en een groeiplaats van waterteunisbloem te laten zien. Ook een grote zilverreiger en een twintigtal lepelaars lieten zich bewonderen. De voormiddagstreeptocht ging door in Putten Weiden, een historisch permanent zilt grasland. Een stier met zijn harem bevond zich in het weiland, zodat voorzichtigheid geboden was. El Torro hield zich kalm en wij konden rustig plantjes zoeken in dit zilte gebied. Het aantal zoutminners was dan ook niet min: goudknopje, een Zuid-Afrikaanse indringer die eerst aanzien werd voor een zulte zonder lintbloemen, zulte, zilte zegge, melkkruid, zeekraal, veldgerst, aardbeiklaver, zilte schijnspurrie, moeraszoutgras en schorrenzoutgras. Op de terugtocht naar de verkeersweg, was Danny in het slik weggezakt en hij was maar al te blij met de twee helpers, die er voor zorgden dat hij droog bleef. Na de middag trok Ren? met de botanisten naar Putten West en Putten Plas met opgespoten kalkrijk zand en een plas. Een heel ander terrein met droge en natte plekken. Op het zand vonden we smal vlieszaad en baardgras. Verder ook zomerbitterling, echt en fraai duizendguldenkruid, duinreigersbek, bleekgele droogbloem, loogkruid ( zowel de stekelige als de zachtere soort), hongaarse raket en driebloemige nachtschade. Op de nattere gedeelten troffen we andere planten aan, zoals: slijkgroen, zilte greppelrus, goudzuring, moeraszuring, stomp kweldergras, waterpunge en nog talrijke plekken met goudknopje in vol ornaat. Voor diegenen die ook af en toe eens omhoog keken, was er nog slechtvalk en bruine kiekendief. Na 17u verkende Ren? met de helft van de groep nog Putten Hoog, een iets ouder opgespoten terrein dat aan het verbossen is, waar zandweegbree, hazenpootje en hoge fijnstraal de opmerkelijkste vondsten waren. En geslaagde studietocht met 214 taxa.

Het kerkhof van Sint-Gillis en het Kinseldaelbos te Ukkel

De laatste streeptocht ging door in het Brussels Gewest en Luc Allemeersch was onze gids voor deze plantenexcursie in de omgeving van het crematorium te Ukkel. De weergoden waren ons genadig, zodat zonder paraplu of plastieken zak droog kon gestreept worden. Luc trok met de 10 botanisten over de spoorwegbrug aan het station van Moensberg in de richting van het kerkhof van Sint-Gillis. Op enkele braakliggende stukken van de NMBS groeide massaal de stijve zonnebloem en tussen de boordstenen groeide klein liefdegras met zijn kraakbeenachtige kliertjes op de aartjesstelen en de bladranden. In een voetwegel langs het kerkhof groeide een opvallende boom, die als bijenboom gedetermineerd werd door Nico en de foto?s op het internet stemmen inderdaad overeen met de bladeren die we aantroffen. Op de oude muren vonden we naast plat beemdgras en muurvaren ook enkele steenbreekvarens. Op het kerkhof zelf waren vooral de arme grasperken botanisch waardevol met heel wat grote tijm. Maar ook kleine leeuwentand, klein vogelpootje, ruige weegbree, blauw walstro en hazenpootje waren van de partij. Op de terugweg naar de wagens kwamen heggenrank en heggenduizendknoop nog op de lijst. Beide planten vonden hun stek op een afsluiting. Na de middag stond een stuk van het Kinsendaelbos op het programma met in de beekvallei bittere veldkers en verder ook reuzenzwenkgras, bosveldkers, vogelkers en bosgierstgras. Aan de bosrand en op de terugweg werden nog enkele bijzonderheden genoteerd zoals: rapunzelklokje, straatliefdegras, grote en kleine pimpernel, eekhoorngras, pijlkruidkers, bleekgele droogbloem, grijze mosterd en geelrode en groene naaldaar. Annie streepte het laatste uur en met een beetje hulp lukte dat nog aardig. Jean heeft alleszins een nieuwe streper gevonden voor de PWG Gent. In dit stadshok werden toch nog 245 taxa genoteerd. Het seizoen werd afgesloten met het opstellen van de agenda 2014. Ik wil iedereen bedanken voor zijn ijverige inzet bij het vinden en opzoeken van planten, alsook voor de goede sfeer in de groep. Ook bijzondere dank aan Karel De Waele voor het strepen en het verslag te Emblem, alsook voor het strepen te Ronse. Andre

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s